De Doedelzak

De doedelzak heeft een lange en eervolle geschiedenis die is terug te voeren tot het begin van onze beschaving want het is één van de oudste, door de mens bespeelde, instrumenten. Vermoedelijk is het begonnen in het verre Oosten waar een eenvoudige chanter en drone tegelijkertijd bespeeld werden. Later werden ze aan een zak van dierenhuid vastgemaakt en voorzien van een blaaspijp zodat een primitieve vorm ontstond van het instrument dat wij nu kennen. In deze vorm werd het instrument bespeeld door de rondtrekkende minstreels/Barden die verantwoordelijk zouden zijn voor de meeste, destijds gespeelde, muziek.

Een andere theorie is dat Italiaanse kruisvaarders “verdacht” zijn van het meenemen van de muziek. De theorie zou zijn dat zij na de kruistochten niet meer welkom zouden zijn in Crimona (wat eventueel zou herleiden naar de macCrimmons) en door gereisd zouden zijn naar de Britse eilanden. Door de eeuwen heen bleef het instrument populair en gedurende de Middeleeuwen was het, nog steeds in zijn primitieve vorm, een van de meest voorkomende instrumenten in de landen van Zuid -, Centraal- en West Europa.

Helaas werden in veel landen de indoor muziek (piano, gitaar e.d.) steeds populairder. De Doedelzak verdween nagenoeg in de meeste landen.


Schotse Highlands

In de Schotse Highlands was zijn geschiedenis anders: Zijn krijgshaftige muziek deed het goed bij de oorlogszuchtige geest van de bevolking daar en het feit dat de Highlands niet “verstedelijkten” betekende dat er meer vrije ruimte was en dus ook meer gelegenheid om buiten te spelen. 

De originele vorm van het instrument met een zak, een chanter, één drone en een blaaspijp bleef onveranderd tot ongeveer 1500. Toen werd een tweede drone toegevoegd. Rond 1700, weer 200 jaar later, kwam daar een derde drone bij, de bassdrone. De doedelzak paste goed in het Clan systeem dat destijds in gebruik was. De chieftains van de clans hadden hun eigen pipers, in veel gevallen een erfelijke baan.

Scholen (colleges) werden opgericht om doedelzakles te geven. Daar waren er een aantal van. In deze colleges ontwikkelde zich de Ceol Mor of Piobaireachd: de klassieke muziek van de doedelzak die de vergelijking goed kan doorstaan met de grootste composities uit de verdere muziekwereld.

De beroemdste van die colleges was dat van de MacCrimmons in Boreraig op het eiland Skye. De MacCrimmons waren de erfelijke pipers van de MacLeods of Dunvegan en zij behielden deze post gedurende 200 jaar. Deze school werd rond 1590 opgericht. Zij gaven les aan pipers uit de hele Highlands en alwaar door middel van een zware opleiding, de ceòl mór (piobaireachd) gedurede 7 jaar tot soms wel 11 jaar werd onderwezen.

De officiële school materialen bleven binnen en waren streng verboden voor buitenstaanders. Ook was het streng verboden Ceol Aotrom (Light music) binnen de school te spelen. (Dit bewijst dat er toen al wat m.s.r. gecomponeerd en gespeeld werd of in elk geval muziek voor bruiloften en partijen)  Later zijn er tunes opgeschreven in het Canntaireachd en die zijn rond 1811 door Donald MacDonald -een Doedelzakbouwer uit Edinburgh omgezet in het hedendaagse notenschrift. In 1822 claimde hij het eerste verzamelwerk te hebben gepresenteerd.

Waar hij wel aan voorbij ging was dat veel pipers (instructeurs)  wat er is geschreven op de notenbalk letterlijk gingen spelen. Dit kan tot fouten lijden in de uiteindelijke presentatie. Gebruik het notenschrift als handleiding voor het zingen (to chant). Zo krijg je meer gevoel erin met de juiste nootwaarden (vooral van de kortere noten!), betere punten en expressie. Dat was het geniale systeem wat de MacCrimmons gebruikten toen zij hun school hadden van 1590 tot 1745 op de Isle of Skye.

Na de opstand van de Jacobites in 1745 werd het bespelen van de doedelzak en het dragen van een kilt verboden in Schotland. Deze wet werd met kracht gehandhaafd. De Colleges verdwenen en de erfelijke families van pipers (de hereditary pipers) vielen uit elkaar. Gedurende deze tijd en ook vele jaren daarna was er het grote gevaar dat de doedelzak ook hier zou verdwijnen.

Gelukkig werd het spelen ervan weer toegestaan voordat de kunst om dat te doen vergeten was.

In Londen, Edinburgh en op andere plaatsen werden Highland Societies opgericht met het doel om de tradities van het leven in de Highlands levendig te houden en in ere te herstellen. Die Societies begonnen met het organiseren van doedelzak competities. De prijzen die toen te behalen waren liepen uiteen van een zakje kruit tot een pistool , schild of zwaard.

De doedelzak werd ook het favoriete instrument van de Schotse soldaten die in steeds grotere getale het Britse leger in gingen.

Bill Millen, de D-day piper (die op 88 jarige leeftijd overleed) heeft een grote rol gespeeld op 6 juni (1944) op het strand “Sword” tijdens de geallieerde aanval op de Duitsers. Alhoewel de pipers alleen in de achter hoede mochten spelen heeft Lord Lovat dit genegeerd en Bill vooraan in het gevecht neer gezet.  Hij speelde o.a.  “Hielan’ Laddie” en “The Road to the Isles”.

Dit alles heeft geholpen bij de opleving en de populariteit van de doedelzak zodat zijn overleving zeker gesteld werd. De doedelzak heeft steeds meer in populariteit toegenomen en is tegenwoordig over de hele wereld bekend en wordt ook vrijwel overal gespeeld.

De persoon die een piper wil worden kan er trots op zijn dat dit een nobel instrument is met een grootse traditie. Het instrument kan prachtige muziek voortbrengen en prachtige muziek is ervoor gecomponeerd. Het instrument is het waard dat de “leerling” zich er voor 100% voor inzet.